Let it be – Een uiteenzetting van Martin Heideggers techniekfilosofie

Geplaatst op 11 juli 2016

Dit essay is geschreven tijdens het tweede jaar van mijn studie filosofie voor het vak ‘Vragen naar Techniek’ juni 2016

‘Ze beschikten over hulpmiddelen die in vroeger tijden slechts ten dienste stonden aan de Goddelijke Voorzienigheid en daarmee wijzigden ze het grillige patroon van de regenbuien, versnelden ze de cyclus van de oogst, verwijderden ze de rivier van de plaats waar hij altijd had gelegen en verplaatsten hem, compleet met zijn witte stenen en zijn ijskoude stroomversnellingen, naar het andere einde van het dorp, achter het kerkhof.’[1] Dit fragment uit de roman ‘Honderd jaar eenzaamheid’ beschrijft dat de bewoners van het dorp Macondo nieuwe technieken hebben uitgevonden waarmee ze de natuur kunnen controleren. Ze gebruiken de natuur op een manier die voor hen het beste uitkomt. (Let op de prachtige beeldspraak ‘achter het kerkhof’, het lijkt alsof de natuur sterft door de techniek.) Heidegger schrijft uitgebreid over deze, in zijn ogen treurige, ontwikkeling. ‘Wij leven in de ban van de techniek. De onttovering betovert ons’.[2]

Heidegger vraagt zich af wat het wezen van de techniek is. Tegenwoordig zijn we niet in staat die te achterhalen. We beschrijven techniek als een middel tot ons doel, wat een instrumentalistische kijk op de techniek is. Dit noemt Heidegger een richtig oordeel; een juist oordeel, maar het raakt de waarheid niet. Het is een manier om je tot de techniek te verhouden, maar niet het wezen van de techniek. Heidegger legt uit hoe we het wezen van de techniek kunnen leren kennen. We moeten ons openen voor het gebeuren van de techniek, dus niet slechts aparte artefacten bekijken. We hoeven de techniek ook niet te begrijpen, want dat is al een manier van technisch denken. Oordelen over de techniek vellen is al een manier van technisch denken. We moeten ons in een vrije betrekking tot de techniek verhouden. Vrije betrekking houdt in, dat je het gebeuren van de techniek jou laat overkomen. Je probeert er geen invulling aan te geven, want dan heb jij alweer de macht over het techniek en schrijf je hem al kenmerken toe. Dan stel je je de techniek alweer te technisch voor en blijven we aan de techniek vastgeketend.

Maar om zo’n betrekking tot de techniek te kunnen krijgen, moeten we ons eerst bewust worden van onze verkeerde betrekking tot de techniek. Nu proberen we de techniek in onze greep te krijgen en is het een middel tot ons gesteld doel. Om ons dit duidelijk te maken geeft Heidegger de historische ontwikkeling weer van onze verhouding tot de techniek. Hij begint bij de Oude Grieken. Aristoteles beschreef vier oorzaken van een voorwerp, namelijk causa materialis (het materiaal waar een voorwerp van vervaardigd is), causa formalis (de vorm waarin het materiaal is gecreëerd, het ontwerp van het voorwerp), causa finalis (het doel waar een voorwerp voor is geproduceerd, waar het toe dient) en causa efficiens (de maker van het voorwerp). De Grieken beschreven het voorwerp als ware hij verschuldigd aan zijn materiaal, zijn vorm, zijn doel en zijn maker. Zonder deze oorzaken was hij er namelijk niet. Hij heeft zijn bestaan aan hen te danken. Zij hebben hem gehaald uit de verborgenheid. Het voorwerp is tevoorschijn gekomen, ontborgen. Tevoorschijn gekomen uit het materiaal en uit het idee van de ontwerper. Techniek is dus niet alleen een middel tot een bepaald doel, maar ook een manier om dingen te ontbergen.

Van oudsher zien we voorwerpen als ‘werkend’ wanneer ze een resultaat behalen. Als een voorwerp geen doel dient, is het nutteloos. Er lag dus altijd al een bepaalde prestatiedruk op de voorwerpen. Tegenwoordig is die druk alleen maar toegenomen. In de moderne tijd zijn we niet slechts bezig met het ontbergen van voorwerpen, maar met het opvorderend ontbergen van voorwerpen. We eisen voorwerpen op en eisen dat ze voorzien in onze behoeften. De natuur moet ons energie leveren die we kunnen gebruiken of op kunnen slaan. Ze moeten voortdurend voor-handen zijn. Heidegger noemt dit het stellen van de natuur en voorwerpen, waarmee hij bedoelt dat we hen uitdagen om meer en meer voor ons te produceren. Voorwerpen zijn veranderd in bestanden. Maar hier blijft het niet bij. De mens valt ook onder de natuur en zelfs de mens verandert nu in een bestand. Mensen worden gezien als grondstoffen voor een bedrijf, althans tijdens werktijd. Ook de mens wordt uitgedaagd om zo veel mogelijk te bestellen, hij moet zelf steeds harder werken en moet daarnaast proberen de natuur steeds meer naar zijn hand te zetten. De mens werkt zich ‘kapot’ en heeft tijd nodig zich ‘op te laden’.

Dit bestellen, het voorwerp als bestand ontbergen, vindt niet buiten de mens plaats, maar gebeurt ook niet alleen door hem, volgens Heidegger. Hij is er dan ook niet op uit om schuldigen aan te wijzen, maar om de mens zichzelf bewust te maken van wat hij de techniek aandoet. Techniek is geen onontkoombaar lot, we zijn vrij in het ontbergen. Er zijn andere manieren om ons tot de techniek te verhouden. Maar juist in de manipuleerbaarheid van de techniek schuilt het grootste gevaar.

Het grote gevaar is dat we de wereld alleen nog maar zien als bestand, andere manieren om ons tot de techniek te verhouden negeren we. We zijn er nog niet aan toe om de aarde de laten zijn zoals ze is. De techniek wordt iets vanzelfsprekends en onaantastbaars. De mens herkent zichzelf niet langer in het wezen van de techniek. Door het continue opeisen van de natuur ontmoet de mens zichzelf niet meer in de omgang met de natuur. Juist doordat we denken dat we ons vrij tegenover de natuur verhouden, we doen wat we willen, worden we onvrij. Maar er schuilt niet alleen gevaar in de techniek, de redding zelf schuilt ook in de techniek. De redding bestaat er namelijk uit dat we de natuur of de voorwerpen in hun volheid laten bestaan. We moeten niet slechts onze invulling opleggen. Als we de techniek slechts als instrument opvatten, blijven we hangen in het verlangen haar te beheersen. Hoe we dit gevaar te boven komen en de redding moeten toepassen, beschrijft Heidegger in ‘De Ommekeer’ en ‘De Gelatenheid’.

De mens moet afstand doen van zijn eigen invulling aan de techniek en zich openstellen voor het gebeuren. Het zijn van de techniek moet ons overkomen, ons aanspreken. Het probleem is dat we nog te weinig luisteren. We vullen alles al te snel in voor de techniek. Ik zie het als een gesprek met een vriendin waarin zij mij probeert uit te leggen hoe ze zich voelt. Wanneer ik haar zin voor haar probeer af te maken en voor haar invul hoe ze zich voelt, luister ik al niet meer. Dan weerspiegel ik mijn eigen ervaringen op haar, in plaats van haar wezen te begrijpen. Ik moet luisteren naar haar verhaal en de woorden op me af laten komen. Haar niet veroordelen of beoordelen op wat ze zegt, maar haar gewoon haar verhaal laten doen en aandachtig luisteren. Zo moeten we ook techniek behandelen. Heidegger noemt dit ‘het goddelijke tegemoet blikken’.[3] We moeten denkend ervaren, het gebeuren in ons opnemen. Met denken bedoelt Heidegger bezinnend denken en niet het huidige rekenend denken. Wanneer we rekenend denken, reduceren we alles tot nut en cijfertjes. We denken dan niet na over de zin die in alles heerst en dat moeten we juist wel doen. Niet langer vluchten voor dit denken. Dit denken is ook altijd tijdsafhankelijk, iets is altijd historisch. Zoals we al eerder hebben gezien ontwikkelt alles zich in de tijd. We moeten met filosofie proberen alles denkend in de tijd te vangen en niet in begrippen op te sluiten.

Tot slot voegt Heidegger aan het bezinnend denken ‘de openheid van het geheim’ toe. Dit behelst dat we voorwerpen niet langer gebruiken, maar ze laten voor wat ze zijn. Zo is er een nieuwe manier om ons stand te houden binnen de techniek, zonder dat we onszelf in haar gevaar verliezen.

Dit is dus precies wat Heidegger bedoelt met ons vrij tegenover de techniek verhouden. We lijken minder vrij, omdat we de natuur en de voorwerpen niet langer continu onderwerpen aan onze wil, maar we worden juist vrijer omdat we onszelf niet meer opeisen. We proberen niet langer alles als bestand te gebruiken, waardoor we zelf uitgeput raken en waarin we onszelf bovendien niet meer herkennen. Door de natuur, de voorwerpen en de techniek niet langer op één manier te bekijken, waardoor we haar inkaderen, maar het op ons af te laten komen, het laten gebeuren, wordt er van onszelf minder geëist. Zo kunnen we onszelf weer terugvinden in de wereld. Zo verhouden we ons vrij.

 

 

 

[1] Márquez, Gabriel García, Honderd jaar eenzaamheid, Meulenhoff Boekerij bv Amsterdam, 1972, p. 271

[2] Prins, Awee, ‘Nihilisme en Techniek’ uit: Uit Verveling, 2007, p. 4

[3] Heidegger, Martin, De Techniek en de Ommekeer, Lannoo Telt Utrecht, 1973, p. 65


No Replies op "Let it be - Een uiteenzetting van Martin Heideggers techniekfilosofie"