Van de nood een deugd maken – Een reflectie op Arnold Gehlen
Geplaatst op 11 juli 2016
Dit essay is geschreven tijdens het tweede jaar van mijn studie filosofie voor het vak ‘Vragen naar Techniek’ in juni 2016
Voor ik de gevraagde termen (‘ervaringen uit tweede hand’ en ‘moraal uit tweede hand’) van Gehlen uit kan leggen, zal ik eerst wat context moeten schetsen over zijn denkbeelden zodat ik langzaam naar de ‘ervaringen uit tweede hand’ kan toewerken.
Max Scheler, een grote inspiratiebron van Gehlen, schrijft dat de mens in staat is om afstand van zichzelf te nemen. Op deze manier kan hij zichzelf objectief bekijken en de keuze voor zijn handelen beter beoordelen. De mens staat dus met een open blik in de wereld. Dit noemt hij het zelfbewustzijn van de mens. Het zelfbewustzijn is het grote verschil met dieren. Dieren hebben namelijk wel een bewustzijn, maar zullen zichzelf niet afvragen waarom ze iets doen of wat ze moeten doen. Dit vermogen van de mens zorgt ervoor dat hij ook tegen zijn eigen neigingen in kan gaan en voor een betere handeling kiest. Een dier doet dit niet, hij zal slechts zijn instincten volgen. De mens kan hierdoor gezien worden als een moreel wezen.
Dieren hebben volgens Gehlen echter andere voordelen. Zij zijn opgewassen tegen het leven in de natuur. Hun lichaam is op de natuur aangepast en zij hebben sterke tanden of klauwen. Vogels kunnen vliegen en vissen kunnen oneindig lang onderwater blijven. Daarnaast vertelt hun instinct precies wat ze in bepaalde situaties kunnen doen met hun lichamelijke vermogens. De mens heeft deze kwaliteiten niet. Hij is een gebrekkig wezen, een Mängelwesen. Creativiteit en vindingrijkheid zijn echter wel kwaliteiten van de mens en met behulp van deze kwaliteiten heeft de mens zijn zwakheid steeds meer kunnen compenseren door middel van de techniek. Wie niet sterk is, moet slim zijn. En het is nu zo ver gekomen, dat de techniek zelfs superieur is aan de natuur.
In de huidige tijd bespreken de wetenschappen (economie, natuurwetenschap, wiskunde, sociale wetenschappen) zaken niet meer in een taal die voor iedereen te begrijpen is. Alles wordt weergegeven in modellen en mathematische vergelijkingen die niet te begrijpen zijn voor niet-ingewijden. Dit heeft tot gevolg dat de mens zich geen voorstellingen meer bij de zaken kan maken en het meedenken voor hem niet meer toegankelijk is. De wetenschappen gaan niet meer uit van concrete waarneembare ervaringen, maar veranderen alles in een abstracte dimensie. Gehlen noemt dit anti-natuurlijk. Technische processen, maar zelfs ook kunstprocessen worden uitgevoerd met het oog op het effect. Er wordt alleen gekeken naar wat het oplevert, de opbrengst, en er wordt niet langer aandacht besteed aan de inhoud van de processen. Dit zorgt ervoor dat er nauwelijks meer betekenis te vinden is in de maatschappij. De cultuur wordt steeds oppervlakkiger. De massamedia dragen bij aan dit primitiveringsproces. Zij zorgen ervoor dat alle berichten kort, eenvoudig en ondubbelzinnig gepresenteerd worden. De mens hoeft geen moeite meer te doen om iets te begrijpen.
Cultuur heeft altijd invloed gehad op het gedrag en denken van de mens. Nu de cultuur alleen maar gestructureerd wordt aan de hand van techniek probeert de mens alles te structureren aan de hand van technische begrippen. Het bewustzijn van de mens verandert dus ook. Dit heeft meerdere zaken tot gevolg. Ten eerste is de structuur van de verhoudingen tussen mensen ondoorzichtig geworden. Een individu is hierdoor niet meer in staat om situaties goed in te schatten. Hij ziet geen verband meer tussen wat een ander mens doet en wat hem zelf overkomt. Dit werkt door op de werkvloer. Zijn werk hangt samen met zoveel factoren die niet meer te overzien zijn, dat hij zelf zijn oriëntatie kwijtraakt. Hij voelt niet meer aan of hij iets goed of fout doet. Op allerlei gebieden raakt het individu de context van gebeurtenissen kwijt en daardoor zijn plaats erin. Er vindt geen terugkoppeling meer plaats waar het individu op kan reageren. Hij heeft geen inzicht meer in wat hij goed of fout doet en moet zich constant aanpassen in situaties waar hij geen overzicht van heeft. Dit noemt Gehlen het verlies van werkelijkheidszin.[1]
Door het verliezen van de context van zaken wat leidt tot realiteitszin komen we tot het punt van ervaringen uit de tweede hand. We zijn vervreemdt van de wereld. Er is zoveel wat we zelf niet ervaren of waarnemen. Ervaringen uit de tweede hand zijn nodig om te overleven. Onze schoolboeken pretenderen de waarheid te vertellen, maar we hebben de gebeurtenissen zelf niet meegemaakt en de experimenten zelf niet uitgevoerd. We zijn niet bij de gebeurtenissen aan de andere kant van de wereld geweest, dus we moeten maar aannemen dat dit is gebeurd zoals het nieuws ons voorspiegelt. Het nieuws bestaat altijd uit gekozen fragmenten en is daarom al gekleurd. Maar we redden het in deze samenleving niet om te sceptisch te zijn over dingen. We kunnen niet anders dan alle berichtgevingen vertrouwen. Anders gaan we straks nog denken dat China niet bestaat totdat we er zelf geweest zijn.
De ervaringen uit de tweede hand, met name die voortkomen uit de media, hebben een bijzonder effect tot gevolg: de moraal uit tweede hand. Nooit eerder zijn we ons zo bewust geweest van wat er zich in de rest van de wereld afspeelt als nu. Waar men eerder berichten hoorde over natuurrampen en oorlogen, ziet men nu beelden van die tragedies. En zoals iedereen weet zeggen beelden meer dan duizend woorden. Alles wat we horen raakt ons meteen in het gevoel. We hebben medelijden met mensen die we nooit eerder hebben gezien. We voelen ons verantwoordelijk voor de gebeurtenissen aan de andere kant van de wereld, verantwoordelijk voor de ellende van een ander. Volgens Gehlen krijgen we teveel prikkels op ons af waar we niks mee kunnen. We kunnen al die emoties niet meer aan. We willen helpen, maar staan machteloos. Dit resulteert in zaken als ontwikkelingshulp en Giro 555. Dit verantwoordelijkheidsgevoel is misplaatst volgens Gehlen. Het maakt ons alleen maar kapot.
Het grootste argument wat we kunnen geven om Gehlens tegendeel te bewijzen is dat we er nog steeds zijn. We zijn niet aan die emoties onderdoor gegaan. Ik ben het eens met Gehlens zorgen over de ervaringen uit tweede hand. We worden zo erg beïnvloed door de media in wat we moeten denken en vinden. Er zijn nog maar weinig mensen met eigen meningen. Inderdaad wordt de mensheid te oppervlakkig en zijn er nog maar weinig mensen die de betekenissen achter bepaalde zaken zoeken. Dat vind ik zonde. Ik schaam me voor mijn medemensen in een samenleving waar Wilders en Trump ontzag inboezemen, waar lectuur wordt gelezen in plaats van literatuur (als er überhaupt al gelezen wordt) en waar liever naar Rihanna wordt geluisterd dan naar Bob Dylan. Het zou al veel schelen als men zich er in ieder geval bewust van werd dat de waarheid niet verkondigt wordt in kranten (of nu.nl) en op het NOS nieuws (of RTL Boulevard). Het zijn slechts fragmenten die aan ons getoond worden en niet de volledige waarheid.
De zorgen om de moraal uit tweede hand deel ik echter niet. Ik denk juist dat dit fenomeen ons kan helpen tegen het voorgaande fenomeen (het gebrek aan nadenken in de samenleving). Door te zien wat er in andere delen van de wereld gebeurd hoop ik dat de mens niet zwakker wordt, maar juist sterker. Dat hij inziet dat geweld en onverschilligheid tegenover de medemens niet helpen. Ik hoop dat men probeert de voorkomen in dezelfde situatie te komen door in zijn eigen samenleving zich anders te gedragen. Misschien door meer vrijwilligerswerk te doen voor mensen dichter bij huis, waar hij wel invloed op heeft. Of op zijn minst door een praatje te maken met een medemens in de bus of naar elkaar te glimlachen. Ik hoop dat mensen schrikken van wat we op tv zien en dat als drijfveer gebruiken om het hier zo goed mogelijk te maken. Wellicht wordt men afgeschrikt door natuurrampen en beseft men dat het toch zou helpen om het papier te scheiden, afval in de prullenbak te gooien en iets minder lang te douchen dan normaal.
Daarnaast hoop ik dat men schrikt van hoe het er in andere delen van de wereld aan toegaat en beseft hoe gelukkig men mag zijn met de samenleving waar wij zelf in leven. Misschien gaat men zijn eigen vrijheid daardoor meer waarderen en eens nuttig gebruik maken van zijn recht om zijn mening te gebruiken. Misschien gaat men de mensen in zijn omgeving nog meer respecteren, omdat zij het recht hebben anders te zijn, te zijn wie zij zijn. En misschien is men zo trots op onze plicht op onderwijs, dat men weer zin krijgt om meer dingen met betekenis te leren.
[1] Tijmes, Pieter, ‘Arnold Gehlen: Het Antropologisch Vertrekpunt’ in: De maat van de techniek (Red. Achterhuis, Hans), Boom, 1992, p. 194