Openen en dichten door middel van poëzie
Geplaatst op 1 mei 2016
Het volgende artikel is geschreven als opdracht voor mijn studie, december 2015
Poëzie heeft altijd een hele belangrijke rol in mijn leven gespeeld. Ik ben iemand die heel veel piekert en nadenkt en niet weet hoe ze die gevoelens moet uiten. Daarom woedt er binnen in mij altijd een orkaan van gedachten en gevoelens. Ik ken geen andere manier om deze gevoelens te uiten dan door middel van dichten.
Tijdens het schrijven van poëzie doen zich vele aspecten voor die niet wetenschappelijk uit te leggen zijn. Ten eerste is daar de inspiratie. Ik kan mezelf niet dwingen tot het schrijven van een gedicht. Ik ben onderweg naar de Universiteit en zie een alledaags tafereel dat ik op een bepaalde manier wil vastleggen. Ik zie een natuurverschijnsel wat ineens een goede metafoor blijkt te zijn voor een gevoel dat ik heb. Ik hoor een theorie van een filosoof die ik op een bepaalde manier moet verwoorden zodat ook niet-filosofen er door aan het denken worden gezet. Ik heb geen idee waar het Idee ineens vandaan komt, maar ineens is er het Idee. En daarna gaat alles vanzelf.
Zodra het Idee er is schrijft de rest van het gedicht zichzelf, alsof het een eigen leven leidt. Het is een gevoel dat zich aan je opdringt en dat zijn verhaal door je laat opschrijven. Ik heb onlangs een autobiografie van één van mijn favoriete muzikanten gelezen, waarin zo’n zelfde ervaring over het schrijven van songteksten wordt beschreven. ‘We hadden twee regels en een paar interessante akkoorden, en toen nam iets anders het over. Ik wil niet zeggen iets mystieks, maar je kunt er geen vinger op leggen. Als je eenmaal een idee hebt, komt de rest vanzelf. Het is net alsof je een zaadje hebt geplant, dat water geeft en dan opeens komt ie boven de grond en roept: hé, kijk mij eens! De sfeer ontstaat ergens in die song. Spijt, verloren liefde. Misschien had een van ons het net uitgemaakt met een vriendinnetje. Als je de trigger kunt vinden die het idee een zetje geeft, is de rest gemakkelijk. Je moet gewoon het eerste vonkje slaan en waar dat vandaan komt mag Joost weten.’[1]
Met gewone taal zijn bepaalde gevoelens en gedachten niet te beschrijven. Taal beperkt je in bepaalde aspecten. In sommige situaties kun je bepaalde zaken niet zo zwart op wit zeggen als je zou willen en in sommige situaties zijn er gewoon geen woorden voor wat je wilt beschrijven. Poëzie kent geen regels. Tijdens het dichten kun je alles zeggen wat je wilt, als je maar slimme metaforen gebruikt. Daarnaast kun je een zelfverzonnen zinsopbouw hanteren of zelfverzonnen woorden. Poëzie is een manier om je in totale vrijheid met woorden te uiten.
Maar schrijven van poëzie is niet alleen een bepaald idee op een vrije manier op papier zetten. Het is ook een soort therapeutische bezigheid. Tijdens het schrijven kom ik op waarheden over mezelf die ik me nooit heb beseft. Ik leer mezelf kennen tijdens het schrijven en leer meer over mezelf.
Na de waarheidservaring van het Idee en de waarheidservaring over jezelf, staat daar jouw waarheid op papier. Een stukje tekst dat jouw gevoelens perfect weergeeft en wat niemand anders had kunnen schrijven, omdat het jouw waarheid is. Een waarheid waar jij volledig achterstaat. En dan breekt het meest magische moment van poëzie aan. Het delen van jouw waarheid met het publiek. Dan besef je dat het jouw waarheid nooit geweest is en dat het niet aan jou was om het je toe te eigenen. Jouw gedicht heeft namelijk niet één betekenis. Een ieder die het leest zal zijn/haar waarheid erin vinden. Omdat iedereen eigen overtuigingen, herinneringen en een eigen humeur heeft op het moment dat hij het leest. Zoals Gadamer zou zeggen; iedereen heeft een eigen Vorhabe, Vorsicht en Vorgriff en iedereen interpreteert het daardoor anders. Een gedicht heeft niet één waarheid. Ze staat open voor vele verschillende interpretaties en omvat daardoor vele waarheden. Dat is ook de reden waarom wetenschap nooit iets over een gedicht zou kunnen zeggen. De wetenschap is op zoek naar dé waarheid en die is er niet. De wetenschap zou hooguit de intentie van de schrijver kunnen analyseren en achterhalen wat er achter een bepaalde metafoor schuilgaat. Maar dat is maar één van de waarheden. Tijdens het lezen van poëzie laat je je overdonderen. Je laat de tekst op je afkomen en laat jouw herinneringen en emoties daarbij de vrije loop. Je gaat niet op zoek naar wat daar zou moeten staan. Je gaat op zoek naar wat er voor jou staat. Poëzie is voor mij niet het overbrengen van de waarheid van de schrijver op de lezer. Maar het lezen van poëzie is een interactie tussen de lezer en het geschrevene.
Zo komen fenomenologie en hermeneutiek beide aan bod bij poëzie. Fenomenologie is het beschrijven wat zich toont. Schrijven van poëzie is een vorm van fenomenologie. Je probeert te beschrijven wat je ziet en wat je voelt. Bepaalde verbanden te verwoorden die zich ineens aan je opdringen. En hermeneutiek is het interpreteren van een gedicht. De waarheid die ieder voor zichzelf vindt tijdens het lezen van een gedicht.
Poëzie is voor mij dus dichten en openen. Het dichten van een knagend gevoel dat ineens onder woorden te brengen valt. Het afsluiten van een onverwerkte emotie of gedachte. Daarnaast het openen, omdat het verschillende mogelijkheden van waarheden opent. Poëzie opent de blik, gedachten en gevoelens van de lezer. En die ervaringen samen vormen voor mij mijn waarheid. De waarheid dat er geen waarheden zijn in poëzie. De ervaring dat men zich steeds opnieuw kan ontdekken en leren kennen tijdens het lezen en schrijven van poëzie. Graag zou ik deze conclusie illustreren met een gedicht.
De enige zekerheid
Tijdens het leven van de cirkel,
de zoektocht van de reden,
de tijden van licht en donker,
het doolhof van de ontwikkeling,
is het enige continue,
de zekerheid die zal voortbestaan,
het verstrijken van de seconden
en het hebben van een naam.[2]
[1] Richards, Keith, Life, A.W. Bruna Uitgevers B.V., Utrecht, 2010
[2] Knipscheer, Ruby, Gedachtenstromen, Uitgeverij Boekscout.nl, Soest, 2015